door onze redacteurWillem Bouwman
Veel gereformeerden zaten in het verzet tegen de Duitsers. Dat is vreemd, want in mei 1940 noemden veel gereformeerde dominees de Duitse bezetting een straf van God. ,,Wij hebben het meer dan verdiend!'' Kerkhistoricus Gert van Klinken vond een verklaring.
AMSTERDAM - In de zomer van 1940, vlak na de Duitse inval, maakte de gereformeerde theoloog K. Schilder zich boos over het 'christelijk gebazel' in de kerkelijke pers. Zijn toorn keerde zich ook tegen de gereformeerde dominees en hun geschrijf over Gods bedoeling met de nederlaag. Schilders protest en zijn oproep tot 'geloofsmoed en trouw aan de wettige overheid' haalden het geschiedenisboek. Maar het 'christelijk gebazel' van zijn collega's werd al gauw vergeten. Gert van Klinken, docent kerkgeschiedenis aan de Protestantse Theologische Universiteit, onderzocht de gereformeerde reacties op de Duitse inval. Hij vond veel berusting en verootmoediging, en nauwelijks verzet. Het protest van Schilder, zegt Van Klinken, was echt uitzonderlijk.
Waarom reageerden de gereformeerde dominees zo lijdzaam en berustend?
,,De volgelingen van Abraham Kuyper lieten van zich horen in de samenleving, maar ze hadden toch meer gemeen met de lijdelijke stromingen in het gereformeerd protestantisme dan we geneigd zijn te denken. Dat is niet zo vreemd. Bevindelijk-gereformeerden en de volgelingen van Kuyper hebben een gemeenschappelijke theologische traditie die teruggaat tot de Reformatie. Die traditie werd zichtbaar in mei 1940, na de Duitse inval. Toen schreven veel gereformeerde dominees dat de geschiedenis door God geleid wordt en dat Hij ook met de komst van Hitler een bedoeling heeft. Ze vergeleken de inval van de Duitsers met de overweldiging van het volk Juda door koning Nebukadnezar in het Oude Testament. Ze benadrukten dat God gesproken had, dat zijn wil was geschied. Gereformeerden moesten aanvaarden wat er was gebeurd, ze moesten buigen voor Gods wil, overeenkomstig de Heidelbergse Catechismus: 'Alles wat je overkomt, valt je toe uit Gods hand.' Gereformeerden moesten zich afvragen, wat de Here bedoelde met de inval van de Duitsers en met de gewelddadige dood van hun dierbaren.''
Voor verdriet en boosheid was geen plaats?
,,Eigenlijk was het verboden om boos op de Duitsers en op Hitler te zijn. Wie wel boos werd, moest de boosheid richten op zichzelf: wat heb ik fout gedaan, dat de Here dit gebeuren laat? Verdriet en boosheid waren ondergeschikt aan moreel zelfonderzoek. 'Wij moeten niet blijven hangen in hetgeen menschen gedaan hebben, maar goed zien, dat wij lijden om onze zonden. Wij hebben het meer dan verdiend!', schreef ds. Joh. Rietberg. 'Wie niet hooren wil moet voelen', zei ds. C.B. Bavinck, na het bombardement van Rotterdam en de slag op de Grebbeberg. De Enschedese predikant Isaac de Wolff vond de meidagen van 1940 'geestelijke winst'. Hij verwachtte 'levensversobering' die de 'rommel' van de genotscultuur van de jaren twintig en dertig zou opruimen. Op een enkele uitzondering na heeft de hele gereformeerde pers zich onthouden van elke uiting van boosheid, wrok of haat. De mensen moesten de schuld bij zichzelf zoeken. Ze werden opgeroepen tot verootmoediging en gebed.''
Klassiek
Van Klinken constateert spanning tussen de boodschap van de gereformeerde dominees en de beleving van de gewone kerkmensen. ,,De theologen grepen terug op de klassieke uitgangspunten van de gereformeerde theologie, het berusten in Gods wil en het aanvaarden van zijn leiding. De gewone gelovigen beaamden het. Ze zeiden dat God het verlies van hun dierbaren had gewild - 'Het behaagde de Heere tot zich te nemen...'- , maar vervolgens wisten ze zich geen raad met hun verdriet en rouw.''
Dominees probeerden troost te bieden aan de nabestaanden van hen die in de meidagen het leven lieten. Ze verwezen naar de zekerheid van het hemels heil voor de gestorvenen en naar 'het heerlijk eind door God beloofd'. Van Klinken vroeg zich af, hoe de nabestaanden het verlies verwerkten. Hij las de rouwadvertenties van gereformeerde soldaten en burgers die in mei 1940 waren omgekomen. De nabestaanden uitten hun verdriet en zeiden tegelijk in Gods wil te berusten. Onder de slachtoffers van het bombardement op Rotterdam waren vier leden van een gereformeerd gezin. In de Charloise Kerkbode stond een rouwadvertentie: 'Heden behaagde het den Heere plotseling uit ons midden weg te nemen, tot onze diepe verslagenheid en groote droefheid, tengevolge van den oorlogstoestand...' Dezelfde teneur was te vinden in andere gereformeerde rouwadvertenties in die tijd. ,,God was de auteur van de geschiedenis, en dus gaf boosheid geen pas'', zegt Van Klinken.
Hoe reageerden de 'gewone' kerkleden op het herderlijk verbod op boosheid? Zij worstelden met de vraag naar Gods hand in de oorlogsgebeurtenissen. Van Klinken las het christelijk nationaal weekblad De Spiegel en vond enkele schrijnende getuigenissen. Een oorlogsweduwe schreef dat ze jaren werkloosheid en uitstel van het huwelijk nog verdragen had, omdat God er kennelijk een bedoeling mee had. Maar dat haar man vervolgens gesneuveld was, maakte haar radeloos. Het geloof bood geen zekerheid meer, het was een laatste strohalm: 'Heb deernis, heb ontferming, heb meelij (...) neem trouwe Zieleherder mij, arme, mee.'
Geloofstaal
Een sergeant die de Grebbeberg had overleefd, Jaap Wansink, bood een feitelijk en onopgesmukt verslag van wat er was gebeurd. Geloofstaal ontbrak geheel. Aan het eind van het relaas volgde een bijna geforceerde poging om zin te geven aan het bloedvergieten: 'Stellig past ook dit gebeuren in het plan van den grooten Bouwmeester.'
K. Schilder riep op tot geestelijk verzet. Hoe uniek was hij?
,,In mei en juni 1940 was er niemand die zo helder, zo beslist en zo direct tegen de Duitse bezetters schreef. Hij was daarin echt uniek. Verreweg de meeste gereformeerden deinsden terug voor het idee dat ze zelf konden kiezen, voor of tegen Hitler. Toen het erop aankwam, grepen ze terug op de oude gedachte dat de geschiedenis door God beschikt werd en dat ook de kwade dingen hun uit Gods hand ten deel vielen. Ze bogen niet voor Nebukadnezar, maar wel voor God, die Nebukadnezar gezonden had.
Dat is opmerkelijk voor een bevolkingsdeel dat al decennialang zijn eigen keuzes maakte. Het begon met de Afscheiding van 1834, een keuze tegen de Nederlandse Hervormde Kerk. Later moest er bij elke verkiezing weer een keuze worden gemaakt, voor of tegen Kuyper, voor of tegen de ARP. Gereformeerden namen hun lot in eigen hand en gingen de confrontatie aan. Berusting, aanvaarding en verootmoediging pasten hun niet meer. Ze wisten zich geen raad met Gods raadsbesluit en vonden het moeilijk om hun verdriet en woede te laten opgaan in verootmoediging.''
Volgens Van Klinken kwamen het verdriet en de woede al snel naar buiten, in het verzet tegen de nazi's maar ook tegen de eigen leiders. ,,Wie zich niet wilde verootmoedigen, wie niet wilde buigen, moest zich een nieuwe houding eigen maken, een houding van verzet, gebaseerd op eigen keuze. Het verklaart wellicht waarom het even duurde voor het gereformeerde verzet op gang kwam, bij velen vanaf 1943. Maar toen kwamen de onderdrukte gevoelens los en werden er eigen keuzes gemaakt, tegen de bezetter en ook tegen de kerkelijke leiders. Bij de Vrijmaking van 1944 zou dat duidelijk blijken. De gereformeerden kregen toen te horen dat ze een individuele, persoonlijke keuze moesten maken, voor of tegen de synode. De boosheid en woede die in 1940 verboden waren, spatten toen naar buiten.''
Ned.Dagblad 07-05-08