Als het gaat om beschermwaardigheid van het leven en de vrijheid van onderwijs en godsdienst moet de ChristenUnie geen grenzen stellen aan het compromis.
Christen-Unie-partijleider Rouvout sprak in zijn Groen van Prinstererlezing vorige week over het compromis, dat hij als regeringspartij meer dan ooit moet sluiten. Oud-CDA-fractievoorzitter Willem Aantjes steunt hem daarin, maar vindt dat Rouvoet ten onrechte grenzen stelt aan het compromis, zoals bij medisch-ethische kwesties.
door Mr.Willem Aantjes
Het was voorspelbaar dat met de deelname van de ChristenUnie aan het kabinet vooral in de eigen kring de discussie over aard en grenzen van het compromis een nieuwe impuls zou krijgen. Het was niet alleen voorspelbaar, het is ook toe te juichen. En het is te hopen dat die discussie ook nooit zal ophouden, want het is voor een beginselpartij een vraagstuk waar zij elke dag in de praktijk tegenaan loopt en ook elke dag een antwoord op zal moeten vinden.
Nu ben ik van mening, dat de combinatie van minister en politiek partijleider verwerpelijk is. Zij vormt een bedreiging voor zowel de cohesie in een coalitiekabinet als voor de zelfstandige positie van het parlement. Maar gegeven die situatie mag een politiek leider niet vanwege zijn ministeriële positie en verantwoordelijkheden weglopen voor zijn taak om leiding te geven aan de principiële bezinning in eigen kring. Het is daarom een verademing, dat Rouvoet het compromis als thema voor zijn Groen van Prinstererlezing heeft gekozen. Daarin zegt hij dingen, die (om het eens in oude termen te zeggen) het hart in mij van vreugde doet opspringen, maar ook een paar dingen waar ik vraagtekens bij zet.
Ellende
Fundamenteel is bij het compromis de verhouding tussen beginsel en praktijk aan de orde. Steevast rijzen daarbij vooral vragen. Betekent het compromis niet dat er wordt ingeleverd op het beginsel? Begeven we ons er niet mee op een hellend vlak? Waar blijven we als we ons op het pad van het compromis begeven? Waar is het einde? Is er wel een einde? Kortom, levert het niet alleen maar ellende op en geen verlossing, laat staan dankbaarheid?
Het bestaansrecht van een politieke beginselpartij is dat het met dat beginsel iets doet . Niet, dat zij er alleen maar van getuigt. In Bijbelse termen: niet ieder die daar roept: Heere HEERE. Met wie van mening is dat er vooral of zelfs alleen van het beginsel getuigd moet worden, houdt de discussie op nog voor zij begonnen is. Het gaat om wat we ermee doen en misschien nog meer om hoe wij dat doen.
De vragen, die daarbij rijzen, zijn te herleiden tot de omstandigheid dat met dat beginsel gewerkt moet worden in een samenleving, waarin op zijn best weinig en op zijn slechtst niets (meer) van die principiële visie te herkennen is. En toch is de kern van de roeping van de christen-politicus nu juist dat hij of zij in díe samenleving het beginsel tot gelding moet trachten te brengen. Om het nog moeilijker te maken: naar de mate van zijn per definitie beperkte vermogen. En ook nog: naarmate zulks in die samenleving mogelijk is.
Bijna tachtig jaar geleden was de latere voorzitter van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, professor Severijn, korte tijd lid van de Tweede Kamer voor de toenmalige antirevolutionaire partij. Zijn bijdragen in de Kamerdebatten waren zeer beperkt in aantal en blonken evenmin uit in indrukwekkendheid.
Niettemin trof ik daarin één zinsnede aan, waaraan ik mijn gehele verdere politieke loopbaan houvast heb gehad, omdat zij precies uitdrukt waar het om gaat. Ik heb het niet precies kunnen nazoeken dus ik citeer hem uit het hoofd: ,,De roeping van den christen-politicus is een relatie te leggen tussen het absolute criterium van den eisch der wet Gods en het relatieve criterium van de zedelijke draagkracht des volks''. Dit is het ten voeten uit, maar stelt wel zware eisen. Niet de norm is beslissend en niet de omstandigheden zijn beslissend. Beslissend is de toepassing van die norm op deze omstandigheden. In de confrontatie van die twee elementen wordt in de politieke praktijk de beslissing geboren. Het vereist dat de politicus beschikt over een grondige kennis van beide door Severijn genoemde criteria. Dat is hard studeren en hard werken. En verantwoorden.
Duistere rede
We zijn allemaal mensen met beperkte en gebrekkige vermogens, die door een spiegel in een duistere rede zien. Het is dan ook helemaal niet zo vreemd, als de conclusies uiteenlopen. Daarom moeten we ook mild zijn in het oordeel over anderen. Maar dat is geen vrijbrief om ons bij dat verschil in conclusies neer te leggen. Doorslaggevend is niet dat ik of u het met de conclusies van de politicus eens zijn, maar dat hij of zij zich verantwoordt hoe vanuit die (vaste) norm in deze (bewegelijke) situatie tot deze conclusie is gekomen.
Zoals ook de zon van ogenblik tot ogenblik een andere schaduw op de aarde werpt, zo leidt ook een vast beginsel van dag tot dag tot een andere conclusie. Beginselvast is niet hij die voor vandaag geen andere antwoorden heeft dan die van gisteren. Gelooft hem niet. Wantrouwt haar. Beginselvast is hij die van dag tot dag worstelt met zijn roeping vanuit de vaste norm de toepassing voor vandaag te vinden. Met de woorden uit Jesaja 50: ,,Als een leerling leren spreken om met het woord de moede te kunnen ondersteunen. Iedere morgen opnieuw.''
Weegsteen
Maar als de omstandigheden nu alleen maar steeds slechter worden? Is er dan wel een eind aan het compromis? Nee, pas als er niets, maar dan ook helemaal niets meer van het uitgangspunt in de samenleving in te brengen valt, ja, dan dooft het licht. Maar niet eerder. Zolang hij ook maar iets ervan tot gelding kan brengen, al is het nog zo weinig, zolang is er een roeping voor de christenpoliticus die mogelijkheid te benutten. Beginselpolitiek is ook de dag der kleinste dingen niet verachten, maar benutten. Compromispolitiek hoort in het stuk der dankbaarheid thuis.
Maar zijn er dan geen terreinen, waarvoor deze 'Severijn-regel' niet opgaat? Bijvoorbeeld de vraagstukken op medisch-ethisch terrein? Neen, die zijn er niet. Er zijn geen verschillende manieren om met de vaste norm om te gaan, een voor medisch-ethische kwesties en een voor 'seculiere' zaken. Rouvoet maakt in zijn lezing dit onderscheid wel en daar verschil ik dus met hem van mening. Ik begrijp wel dat het ene onderwerp gevoeliger ligt dan het andere en ook dat dit voor de ene bevolkingsgroep anders ligt dan bij een andere, maar dat is geen criterium.
Er zijn niet verschillende beginselen voor verschillende situaties. Er is geen tweeërlei weegsteen. Er is één norm voor verschillende onderwerpen en omstandigheden. Zeker, dat kost pijn en moeite en vooral veel kennis en veel inlevingsvermogen. Maar het zijn ook werken der dankbaarheid.
Mr. W. Aantjes is oud-fractievoorzitter in de Tweede Kamer voor de ARP en het CDA.
Ned.Dagblad 19-05-09